Herhaling:
========
Ik wilde niet.
Ik moest.
Ik groeide op in Alkmaar en bracht de vakanties door bij opa en oma in Enkhuizen.
Dat er een buitenland bestond was me bekend maar dat was zo oneindig ver weg dat het amper in mijn fantasieën een rol speelde.
Ja, Duitsland.
Nog zo vlak na de oorlog kon ik daar niet met grote hunkering aan denken.
Duitsers waren voor mij mensen die bijna met vuur en zwaard hun kuilen op het strand van Bergen- of Egmond aan Zee verdedigden.
Van de Grieken wist ik slechts iets via Homerus
en zijn ilias.
En dat slechts omdat ik een zeer frequent bibliotheek bezoekertje was en de verhalen me mateloos boeiden.
Dat er ook een modern Griekenland bestond leek me zeer waarschijnlijk maar erg ver, niet te overbruggen, ver weg.
Amerika.
Natuurlijk.
Frankrijk.
Natuurlijk.
Spanje.
Natuurlijk.
Japan.
Ach, ach, allemaal zo ver weg.
Onbereikbaar ver weg.
Tuurlijk, vliegtuigen.
Ha....
Onbetaalbaar, en dat zou altijd wel zo blijven.
Vandaar dus Enkhuizen.
Ook ver weg maar met een behapbare treinafstand.
In die tijd bestond een dagje vakantiekindervreugd uit een bezoek aan het Klimduin in Bergen of aan het strand van Bergen aan Zee.
Bereikbaar per fiets.
Ik denk ook aan schoolreisjes met Bello.
Met het bij de overwegen fluitende stoomuitblazende bellende locomotiefje dwars door de prachtige duinen.
(Dat is raar, nu ik het me voor de geest haal hoor ik het geluid.)
Wat eeuwig zonde dat het spoorlijntje er niet meer ligt.
Bello, jaren lang als standbeeld in Bergen gestaan, is door liefhebbers opgeknapt en is weer in bedrijf.
In Hoorn.
Museumspoorlijn.
Houten konten door keiharde houten banken.
Houten banken, ook in de trein naar Enkhuizen.
Met bijbehorende konten.
Mooie herinneringen.
Die nare....., daar denk ik maar niet aan.
Bovendien vallen ze bij nader inzien ook wel mee.
Rustig en overzichtelijk.
Totdat mijn vader zo nodig naar Hengelo moest en wij, uiteraard, mee moesten.
Verschrikkelijk.
Als ik de foto's van de verhuizing zie doet dat me nu nog pijn.
Diep in het verleden.
Dichtbij in mijn geheugen.
In die tijd was Hengelo ver weg.
Heel ver weg.
Dat wil zeggen, heel ver weg van Alkmaar en Enkhuizen.
In Alkmaar woonden we pal achter het station.
Best ver weg van het centrum.
Best ver weg van een carillon of ander soortig klokkenspel.
Maar in Enkhuizen was dat anders.
Daar was het klokkenspel niet ver weg.
Voornamelijk denk ik aan de klokken van de Drommedaris.
Een oude vestingtoren waar ik als kind wel kwam.
Vlak bij de klokken.
Vlak bij het gordijn van spinrag.
Vlak bij oude vervlogen eeuwen.
Kennelijk heeft mijn onderbewuste, even Sigmund vragen, de klokkenklanken verbonden aan die simpele vakantievreugd in mijn geboortestad, Enkhuizen.
Hier in Hengelo bouwde men een nieuw gemeentehuis.
Waarna men gemakshalve het oude karakteristieke gemeentehuis maar met de grond gelijk maakte.
Iets waar Hengelo patent op had.
Heeft!
Er gebeurde iets met mij toen het nieuwe carillon zijn klanken over de stad en over mij uitstrooide.
Nee, ik was me daar eerst niet zo bewust van.
Later begreep ik dat het thuisgevoel enigszins terug kwam door dat gebeier van grote hoogte.
Kennelijk moet mijn thuisgevoel van boven komen.
.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten