Het beeld uit het vliegtuigraam liet zand zien.
Veel, heel veel zand.
Wat een verschil met de groen aangeharkte stukjes land die ik een kleine 6 uur geleden achter me had gelaten.
De Sinaïwoestijn.
Beelden die in mijn jeugd waren opgeroepen rolde zich voor mijn ogen uit.
De Bijbelse verhalen over Mozes die met het Joodse volk 40 jaar lang deze woestenij was doorgetrokken werden voelbare realiteit.
Ondanks het aangename klimaat in de vliegende tube waarin ik me bevond spatte de droogte en de hitte mijn vliegtuigraam binnen.
In de glooiende gloeiende verte leek mijn geestesoog Mozes te zien.
Mozes leider van een lastig volk.
Mozes lijder aan een lastig volk.
Lastig, natuurlijk, ik zou dat ook zijn als ik 40 jaar in zo'n zandbak zou moeten sjouwen.
Zonder supermarkt voor mijn water.
Water, grote porties water.
Er schijnen meer melkwegen te zijn dan er korrels zand op de aarde zijn.
Dat gaat mijn voorstellingsvermogen ver te boven.
In mijn huisje met mijn tuintje in Twente was dat al het geval, maar hier?
Een zandkorreltje, zo klein.
Ontelbare door de natuur samengevoegde zandkorreltjes, zo groot.
Woestijn!
Met miljarden samengebalde korrels die de bergen vormen.
En daarboven een wellustig zijn karakter tonende zon die het af en toe aanwezige water doel- en zinloos de lucht in brandt.
Hier is geen leven mogelijk.
Denk je.
Verwacht je.
Tot je die kleine bewegende stipjes ziet.
Die dankzij het dalende vliegtuig veranderen in mensen en drommedarissen.
Leven is overal.
Ook hier.
Hier waar zand de macht heeft, vindt men leven.
Plantaardig en dierlijk.
Ook hier lijkt de mens de baas.
Echter.
Uiteindelijk is de natuur de grote winnaar.
Overal.
Altijd.
Toen ik het vliegtuig uitstapte sloegen de 40 graden me om de oren.
Johan Dammuller