Ik moet, ik kan er niet van slapen.
Het is te erg, het is te hard.
Sorry ik moet je stoppen.
Er moet een eind aankomen.
Er zit niets anders op.
Alle rust wordt verstoord
Ik moet je uitschakelen.
Al valt het me zwaar.
Zojuist nog heb je me veel plezier gedaan.
Alles is donker om me heen.
Waar is die schakelaar?
.