Een dag of tien niet buiten geweest.
Nee, ik jok.
De wc was er.
In innige verbondenheid met de laatste rol wc-papier.
Die steeds dunner werd.
En dan moet je wat.
Zoals dat hoort bij een toilet.
Je móet wat.
Ik herinnerde me het krantenpapier van vroeger.
De afgeknipte stroken hangend aan een touwtje.
Onprettig hard en met een rioolverstoppende eigenschap.
De laatste resten van de papierrol stopte ik in mijn jaszak.
En zo voorbereid durfde ik de tocht naar de wc-papier winkel wel aan.
Niet jubelend van plezier of juichend van zielevreugd.
Nee, noodgedwongen en snotterend zoals dat gaat met zware verkoudheden.
Lopende neusgaten lopend bedwingend met het uit mijn jaszak gehaalde laatste minimaal opgerolde rest-rolletje overgebleven toilet-papier.
Dat was de bedoeling maar lopende neuzen lopen ook door in door de overheid verplicht gedragen mondkapjes.
Natte bedoening.
Vies ook.
Snot en tranen.
Gelukkig die voorgeschreven anderhalve meter.
Een afstand tussen een zielig en triest figuur en de rest van de in zijn betraande ogen gezonde mensheid.
De rollen wc papier stonden opgestapeld en vriendelijk op me te wachten.
Lieve rollen.
Rollen voor beschaafde drollen.
Drie pakken met 12 rollen van dat heerlijke papier graaide ik mee plus een doosje paracetamol.
De betaling verliep voorspoedig zodat ik me een kwartier later rustig neder kon zetten op de bril van het toilet.
Alle tijd om zittend twee paracetamolletjes te verwerken.
Vanmiddag bijna 10.000 stappen gemaakt.
Zonder gehoest, gesnuif of gesnotter in een zo goed als uitgestorven stad.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten