Als kind droeg ik bretels.
Na 60 jaar dacht ik, kom laat ik eens modern doen.
En ik kocht bretels.
Bretels zijn vreemde, bijna levende, dingen.
Ze gaan wegen die niet bewandeld dienen te worden.
Ze gaan hun eigen weg.
Stel, je wilt c.q. móet naar het toilet.
De bretels zitten heerlijk onder je trui.
Wil je ze laten wapperen dient dus eerst de trui verwijderd te worden.
Waar laat je de trui zonder dat het ruikende gevolgen heeft.
Niet elke wc is truivriendelijk.
Heb ik gemerkt.
Enfin, het lukt.
Daarna is het zwaar opletten geblazen.
De naar beneden bengelende bretels vertonen neigingen in de pot te gaan hangen.
Schade, schande en een wasbak, waar toevallig mensen staan, leren dit voor de volgende keer te voorkomen.
Dus ze hangen voor de pot op de grond, die schoner had kunnen zijn.
Dan komt het ophijs moment.
Altijd een heikel moment.
Want tijdens het hijsen komt één van je benen omhoog.
Een poot van het bretelmechanisme heeft zich genesteld onder de schoen en trekt tijdens het optrekken van de broek het been mee.
Daar sta je dan.
Sjorren en trekken.
En niet ondersteboven gaan.
Balancerend op één nog onder controle staand been.
En dat allemaal gewoon omdat de natuur je een klein vertrekje in stuurde en je modern wilde zijn.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten