Ik liep op straat.
Het schemerde.
Ik keek naar beneden.
Ik zag de tegels.
Ik keek voor me uit.
Ik zag de gesloten winkels, de huizen, de straatlantaarns.
Ik keek omhoog.
De toren van de Lambertus scherp afgetekend tegen de donker wordende hemel.
Respect voor hen die de tegels maakten.
Die de winkels en huizen bouwen waardoor een straat mogelijk was geworden.
Tevreden met hen die de Lambertskerk bouwden.
Zij die nu reeds lang dood zijn.
Tevreden met het kunnen en het kennen van de mens.
Groots.
Ik keek naar de punt van de toren.
Hoog daar boven de lichten van een verkeersvliegtuig.
Ik zag een ster.
Ik zag nog een ster.
Ik zag meerdere sterren.
Ik bevind me in een melkweg.
Onze Melkweg.
Bezaaid met miljoenen sterren.
Eén van de melkwegen in een heelal
Collega van miljoenen andere melkwegen.
Groots in hun eindeloze grootheid.
Hoezo tevreden?
Hoezo trots?
Hoezo de mens en zijn grootheid?
Grootheidswaanzin!
Wij, hele kleine ruzie makende speldeknopjes.
Nietig in tijd en ruimte.
De mens groot?
De mens groots?
Ach kom.
Na ons kleine bestaan weer ruziemakende en moordende generaties.
Groots in hun kleinzielige kleinheid.
Met gelukkig, helaas in klein verband, veel liefde.
.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten