En als ik dan langs de dikke eiken planken loop.
Als ik daar de oude leren banden zie.
Waar ik ook kijk.
Bovenste planken, ik zou daar het trapje voor moeten gebruiken, middelste planken, de laagbijdegrondse planken overal oude leren banden.
Verzameld door mijn illuster voorgeslacht.
Maar nooit door hen ingekeken.
Natuurlijk niet.
Als James de stof- en spinnenwebresten heeft verwijderd.
Als het keukenpersoneel een voortreffelijke maaltijd in de eetkamer heeft gebracht.
Als ik dit heb genuttigd.
Als ik daarna uit de eeuwenoude en zwaar gekreukelde leren stoel op sta, na mijn middagdutje.
Als James mij een zeer oude whiskey brengt.
Als ik met dit kostelijke vocht naar het kille buiten kijk en het tuinpersoneel gade sla.
Terwijl de open haard achter mij knettert en door een beschaafd zwijgzame James brandende wordt gehouden.
Dan weet ik dat ons eeuwenoude geslacht niet voor niets op de aardkloot is verschenen.
Wij hebben een taak.
Een doel, zoals mijn rentmeester zo treffend zei.
Ik staar nogmaals naar buiten.
Kijk over het oneindig groot gladgeschoren gazon.
Kijk naar de knoestige oude bomen.
Bedenk dat eeuwen geleden de een of andere bet-bet-bet-overgrootvader ze liet planten en ben gelukkig.
Intens gelukkig.
Het leven is goed.
Rot mug.
.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten