Tussen ons huis lag in volgorde van beschrijving: een tuintje, een stoep, een straat, een stoep, een soort van struikgewas, een kikkerslootje, terrein van de spoorwegen en het station.
Interessant voor alle jongens was het slootje.
Daarin gonsde het van leven en van viezigheid.
Stekelbaarsjes, kevertjes, torretjes, vliegjes, kikkers en het mooist van al...... salamanders.
Prachtige beestjes waarvan het mannetje een soort kam had en een rood borstje.
Veel heb ik er gevangen.
Dat ging niet zo gemakkelijk zodat elke vangst een overwinnaarsgevoel teweeg bracht.
Kees was mijn buurjongen.
Hij was niet direct een vriendje maar soms trokken we met elkaar op.
Zonder overdrijving was ik de betere salamandervanger.
Maar dit keer was Keessie in vorm.
Dat kan natuurlijk.
En ik gunde het hem van harte maar toch........
Toen hij zo voorover gebukt boven het slootje hing..............
Plons!
Aangezien ik van nature een aardig, vriendelijk en vredelievend mens ben...., kan ik het me de feiten niet meer herinneren.
Gillend en poedelnaakt werd hij door z'n scheldende moeder voor z'n huis afgeborseld en gerost.
Aan het begin van de fabrieksweg, er stond o.a een conservenfabriek, was de kolenhandel van Wokke.
Aan millieuvervuiling deed men niet zodat er een dikke laag kolenstof over de omgeving lag.
Het eerder vermelde slootje eindigde bij dit bedrijf.
Aangezien men meer werkruimte nodig had was het einde van het slootje ingekort, gedempt en met een laagje kolenstof er bovenop.
Dat kwam mooi uit want daardoor kon je makkelijker en sneller aan de overkant van het slootje komen.
"Ga jij maar voor" zei Kees.
Kolenstof drijft.
Ik niet.
Plons.
"Nou, kijk daar nou Gré" zei mijn oom, hoofdonderwijzer op een lagere school in Haarlem die samen met tante op bezoek was,tegen mijn moeder: "Dat lijkt Johan wel".
Zo bleek ik ondanks de vieze, vuile smerigheid toch nog enigszins herkenbaar.
De wereld was toen al erg onrechtvaardig.
DQ
.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten